Watertechniek
De route die het water aflegt gaat vanuit de pompput
(pomp 1)
door een beekloopje en komt via een klein watervalletje in de grote vijver. Daar ontstaat een rondtrekkende stroom die uitkomt op een overloop. (skimmer) Vandaar uit wordt de pompput weer gevuld. Door de skimmer blijft niet alleen de oppervlakte schoon, ook het waterniveau in de vijver is altijd constant. Voorwaarde hiervoor is dat de pompput genoeg water bevat. Het niveau in de pompput wordt gemeten met twee vlotterschakelaars die verbonden zijn met de computer. Een programma stuurt voor het bijvullen signalen naar pomp3 en naar een elektrische kraan.
Pomp3 kan gebruikt worden om bij voldoende regenwater het systeem van daaruit bij te vullen. Wanneer geen regenwater wordt gebruikt is leidingwater beschikbaar via de elektrische kraan. Beide vaten hebben een maximum en een minimum niveau. Wanneer in de pompput het minimum niveau wordt bereikt start de bijvul procedure. Het bijvullen stopt zodra het maximum niveau wordt bereikt. Het maximum niveau in het voorraadvat is het hoogste van alle niveau's Wanneer dat wordt bereikt (hevige regenval) wordt het overtollige water geloosd op het riool.
De bodemdrain kan worden gebruikt voor het afpompen van water wanneer de waterspiegel beneden het skimmer-niveau staat. De koker wordt tevens gebruikt voor het inbrengen van de luchtslang. Lucht wordt 's winters gebruikt voor het open houden van een wak in het ijs.
Filteren
Het filteren gebeurt zo min mogelijk mechanisch. Oppervlaktevuil wordt opgevangen in de skimmer, die regelmatig schoongemaakt wordt. Algen worden bestreden met een UV lamp. Pomp2 brengt een waterstoom op gang vanuit de pompput via de UV lamp rechstreeks weer terug naar de pompput. Zo ontstaat een evenwicht ten gunste van de zuurstofplanten.
Voor de rest bevat de vijver zoetwater mosselen die het fijne zweefvuil voor hun rekening nemen, terwijl rivierkreeftjes de bodem schoon houden.
(terug naar boven)